Nederlands
Rede voor de Synode – 23 mei 2016
Broeders en zusters,
Het is voor mij een voorrecht en een zegen, u de groeten te mogen overbrengen van de broeders en zusters in Nood-Amerika. Ik ben hier een maand lang om te studeren en les te geven aan de Universiteit van Heidelberg. Ik geef een seminar over de geschiedenis van de Broedergemeente, met name over onze zending naar Noord-Amerika. Dit is mijn langste bezoek aan Duitsland, en ik geniet er erg van. Ik lees over de dagen van vroeger, toen Amerikanen hier synodes bezochten die wel weken duurden, en ik denk dat dat in vele opzichten goed was. De mensen leerden elkaar daardoor beter kennen. Herrnhut heb ik meerdere malen bezocht, maar dit is de eerste keer dat ik hier in Bad Boll ben en een van uw synodes mag bezoeken.
Enkele van mijn hier aanwezige vrienden houden mij op de hoogte over het leven van de Broedergemeente in Europa, en ik weet dat u met soortgelijke problemen te kampen hebt als wij in Noord-Amerika. Wij hebben conflicten over theologische en financiële kwesties. Net als u kennen wij het probleem van afnemende ledentallen, en sommige van onze gemeenten zijn zo klein dat ze zich in de toekomst waarschijnlijk geen predikant meer kunnen veroorloven. Wij worstelen met conflicten over seksualiteit en huwelijk. Maar bovenal krijgen veel Hernhutters in de V.S. steeds meer het gevoel dat we als kerk aan het uitsterven zijn. De mensen zoeken in mijn land God nog wel, maar velen zoeken God niet langer in de kerken. De schandalen in de katholieke kerk hebben ieders vertrouwen in de pastores ondermijnd, ook in de protestantse pastores. Het feit dat zoveel Amerikaanse politici het christendom trachten te gebruiken om er hun doelstellingen mee te propageren geeft velen in mijn land de indruk dat kerken alleen maar plaatsen zijn om conservatieve, hatelijke ideeën te spuien. Oosterse religies, nieuwe religies en spiritualiteit zonder religie zijn voor velen aantrekkelijk. Maar nog veel talrijker zijn degenen die eenvoudig het geloof verloren hebben. En dan zijn er ook nog, die religie misbruiken om geweld en terreur te rechtvaardigen, hetgeen velen doet denken dat religie op zichzelf al gewelddadig en terroriserend is. Onze kerk is klein, maar laat zich niet afschermen van de veranderingen die plaatsvinden in de landen waar wij wonen. Wij maken moeilijke tijden mee en moeten harde besluiten nemen, als wij nog verder getuigenis willen geven van Christus in een wereld die Christus, de Vredevorst, zo bitter nodig heeft.
Aan het theologisch seminarie in Bethlehem doceer ik de geschiedenis van de Broeder-Uniteit. Ik weet dat u door de jaren heel wat geschiedenis gehoord hebt, en ik wil u niet vervelen met verhalen over de roemrijke dagen van weleer. Het is gemakkelijk te zeggen dat wij meer zouden moeten zijn zoals David Nitschmann of Leonard Dober en alles zouden moeten riskeren terwille van het Evangelie; of dat we ruimhartiger zouden moeten geven, zoals Erdmuthe Dorothea von Zinzendorf of Abraham Düringer. Maar vandaag wil ik de aandacht niet vestigen op de heroïsche tijd van zendingsijver, toen er overal gemeenten gevestigd werden. Ik wil liever kijken naar het totaalbeeld van onze kerkgeschiedenis.
De Broeder-Uniteit begon ooit met een klein aantal mannen en vrouwen in Praag, die de overtuiging hadden dat de kerk in hun dagen corrupt was geworden en de mensen niet langer tot Christus leidde. Gregor en zijn metgezellen waren zoals vele jonge mensen vandaag, die genoeg hebben van materialisme en gewinzucht en die een zinvol leven willen leiden. Sommige jonge mensen nemen tegenwoorig deel aan protestacties of proberen dienstbaar te zijn in arme landen. Hun doel is, de wereld te genezen en oorlog te voorkomen. Ze bezetten Wall Street en protesteren in Davos. De stichters van de Broeder-Uniteit, of wel de Jednota Bratrska, waren ook zo. Ze zaten in de grote kerk in Praag en hoorden preken over het volgen van Christus, maar zagen geen mensen die deden wat Christus geboden heeft. En dus vertrokken ze en vormden hun eigen gemeenschap. De wet van Christus zou de richtlijn worden voor al hun handelen. Ze weigerden deel tenemen aan het geweld in de wereld. Ze stichtten scholen om les te geven zowel aan vrouwen als aan mannen. Ze kwamen bijeen in eenvoudige gebouwen en niet in grote kerken. En ze werden vervolgd. Maar hoe meer de machthebbers hen aanvielen, des te groter werd hun aantal en des te verder verspreidden ze zich. Ze publiceerden bijbels en andere geschriften om de mensen de weg van Christus te leren, en hun grootste bisschop was ook een van de grootste pleitbezorgers voor de wereldvrede, Jan Amos Comenius.
Die vroege Broeder-Uniteit werd uiteindelijk door geloofsvervolging vernietigd. Duizenden maakten de dappere keuze, liever in ballingschap te gaan dan zich aan de overheid te onderwerpen en het Evangelie prijs te geven. Zij wisten dat wie in Christus zijn woning heeft overal ter wereld kan wonen. Vandaag zijn vele broeders en zusters die ik in Amerika ken bevreesd, dat onze kerk zal uitsterven. Ik herinner hen er dan aan dat onze kerk al eerder uitgestorven is. Ze werd uitgeroeid door het Habsburgse Rijk. Het Rijk vernietigde de institutionele vormen van de kerk. Haar gebouwen gingen over op de katholieke kerk. Bijbels werden verbrand. Predikanten werden in hechtenis genomen. Maar het geloof van de kerk overleefde de slachting van de oorlog. Vandaag telt de Broeder-Uniteit meer dan een miljoen leden wereldwijd, maar het Habsburgse Rijk is verdwenen. Het geloof blijft, ook als regeringen en economische machten instorten. En nu hebben we broeders en zusters op Cuba!
U kent allemaal het verhaal van de wedergeboorte van onze kerk in Herrnhut, zodat ik het daarover vandaag niet wil hebben. Ik wil u er alleen aan herinneren dat onze kerk ook in de tijd van Zinzendorf dikwijls dreigde te verdwijnen. De graaf werd gedwongen in ballingschap te gaan, maar zijn broeders en zusters verliet hij niet. Wij werden gedwongen Herrnhaag en andere plaatsen te verlaten, omdat onze ideeën en praktijken voor de regeerders en de machthebbers te radicaal waren. Zendelingen werden gearresteerd op St. Thomas, in Amerika, Rusland en elders. Georg Schmidt werd gedwongen Zuid-Afrika te verlaten, maar vandaag hebben we broeders en zusters in dat land. Over Zinzendorf deden vreselijke verhalen de ronde, maar het leek wel alsof, naar mate de wereld zich meer tegen onze kerk keerde, de mensen des te liever tot deze gemeenschap wilden behoren.
In de 18e eeuw waren er, net als vandaag, velen die het gevoel hadden dat de kerken van hun tijd de Geest van Christus verloren hadden. Godsdienst was een hobby geworden en de eredienst was alleen nog iets voor de zondagmorgen, als de winkels gesloten waren. De mensen waren misschien wel vroom, maar hun vroomheid bereikte niet de diepste uithoeken van hun ziel. Jonge mensen reageerden op Zinzendorf, omdat ze iets moois, iets zinvols en waarachtigs wilden. Ze wilden dat hun leven zin zou hebben en hoopten de wereld beter te maken. Ze waren geïnspireerd door het visioen van het Koninkrijk Gods op aarde, en ze waren bereid veel te riskeren, omdat ze wisten dat ze voor eeuwig bij Christus zouden zijn.
Toen stierf Zinzendorf. De kerk werd geconfronteerd met bankroet en schandaal, de mensen waren bang, en de kerkleiders meenden dat ze Zinzendorfs radikale visie maar het best konden opgeven. Ze hoopten de kerk te kunnen redden door afstand te doen van het radicale geloof dat duizenden in vele landen had aangetrokken. Ze waren zo bang te uit te sterven, dat ze afstand deden van de wereld en haar beslommeringen. Onze gemeenten waren ooit leerscholen van de Heilige Geest geweest, waar men leerde moedige getuigen te zijn voor de weg, de waarheid en het leven. Het werden veilige havens, waar de mensen beschermd werden tegen nieuwe ideeën. Ze baden nog en zongen nog en hadden de Heiland lief, maar iets was er verloren gegaan. De jonge mensen werd afgeraden, kennis te nemen van de nieuwe ideeën van filosofen en politieke bewegingen. Ze moesten zich liever op de Broedegemeente richten en de wereld achter zich laten. Zelfs op onze zendingsvelden werden Europese zendelingen tot paternalistische leiders, die trachtten hun kudde te beschermen tegen de last, hun eigen zaken te moeten besturen. Er waren nog wel moedige mensen zoals broeder Jaeschke, die naar Tibet ging, maar onze kerk had haar moed verloren en richtte haar hoop op conservatieve theologie en traditie.
En opnieuw ging ze bijna te gronde. Deze keer kwam dat niet door geloofsvervolging, maar door de oorlogen die in de 20e eeuw Europa bijna vernietigden. De Eerste Wereldoorlog, met de daarop volgende depressie en hyper-inflatie, en vooral de Tweede Wereldoorlog betekende voor onze kerk in Europa bijna het einde. U weet dat beter dan ik. U kent mensen die al deze ontberingen hebben meegemaakt en die hun uiterste best deden om uit de as van de vernietiging nog iets goeds voort te brengen. U weer hoe de machten van het kwaad bijna zegevierden en jarenlang de harten en gedachten van miljoenen beheersten. Sommigen van u die hier vandaag aanwezig zijn hebben de vijandschap van communistische regeringen jegens de godsdienst meegemaakt – en u hebt het geloof behouden.
In zekere zin is de 20e eeuw weer zoiets geweest als een periode van het Verborgen Zaad. Onze kerk heeft zich op haar overleven moeten concentreren. Zij moest wegen vinden om de lofzang voor onze Heiland gaande te houden en onze kinderen op te voeden in het geloof, maar de ontberingen van de vorige eeuw hebben ons in menig opzicht kreupel gemaakt. We leefden nog, maar we hebben veel dingen van vitale waarde opgegeven. We leefden nog, maar onze hoop verflauwde en onze moed wankelde. Wij droomden niet langer van het Koninkrijk Gods op aarde, maar richtten ons op het behoud van tradities en gebouwen. Wij droomden er niet langer van, aan wanhopige en nood lijdende mensen hemelse vreugde te brengen. In plaats daarvan schepten wij genoegen in de herinnering aan ons verleden. Mijn land heeft in de vorige eeuw niet zo geleden als uw landen. Onze geschiedenis was een andere, maar ook wij hebben de blik op de toekomst verloren. Wij hebben onze hoop en ons vertrouwen meer gericht op schenkingen en gebouwen dan op de Geest van God in mensenharten. We hebben ons ook bekommerd om onbelangrijke doelstellingen en pietluttige conflicten.
Jezus heeft gezegd dat degenen die hun leven willen behouden het verliezen zullen, maar dat degenen die hun leven opgeven, zullen leven. We hebben ons zo zeer gericht op het behoud van onze kerk, dat wij gevaar lopen, straks geen reden meer te hebben om nog als kerk te bestaan. Wij weten uit onze geschiedenis dat de dood niet het ergste is wat ons kan overkomen. Onze kerk is gestorven en herrezen, nog stoutmoediger en radikaler dan voorheen. In 1957 hielden wij een Uniteits-Synode in Pennsylvania en deden de moedige stap, een nieuwe kerkorde en structuur in te voeren, die de provincies vrij zou laten om hun eigen weg te gaan, zolang als ze maar trouw bleven aan wat ons samenbindt. En dankzij deze radicale verandering zijn er nu meer Moravische broeders en zusters in de wereld dan ooikt tevoren. Niet hier in Europa of in Noord-Amerika groeit onze kerk, maar in Afrika. Ze groeit omdat ze een weg gevonden heeft om de kernwaaarheid van het Evangelie te verkondigen in termen die in die cultuur gehoor kunnen vinden en beantwoord worden. In het noorden zouden we dat ook moeten doen. We moeten ons open stellen voor de toekomst, ons open stellen voor de vraag: Wat wil God dat wij zijn zullen? Hoe kunnen wij vandaag Christus dienen?
Hier op het noordelijk halfrond krijg ik vaak de indruk dat wij onze moed en onze hoop verloren hebben. Wij trekken ons terug uit de wereld en haar uitdagingen in plaats van er op uit te gaan en de wereld er bij te betrekken. Onze jonge mensen verlaten onze kerk omdat ze elders zinvoller kunnen leven, en we laten ze maar rustig gaan. Wij weten dat de mens Gods goede schepping vernielt, maar we hebben er weinig over te zeggen. Wij zien mensen die voor oorlog en armoede op de vlucht zijn, en we voelen ons hulpeloos. Wij leven in een maatschappij waar velen God niet meer kennen, een maatschappij waar christenen steeds meer een minderheid worden. Het grootste zendingsveld is vlak voor onze huisdeur, maar wij zijn er niet op voorbereid. Wij hebben prachtige tradities, maar we hebben vaak geen woorden om het goede nieuws van Gods heil aan onze buren te vertellen. Wij – en daar sluit ik mijzelf bij in – hechten aan ons verleden en herinneren ons de glorie van weleer in plaats van ons eenvoudig af te vragen: “Wat wil Christus dat wij vandaag zullen doen?” Onze voorouders zetten hun leven en hun fortuin niet op het spel om iets te behouden; zij zetten alles op het spel omdat zij hoopten de wereld te kunnen veranderen en de toekomst beter te maken dan het verleden.
Ik meen dat wat we vandaag in onze wereld nodig hebben hoop is. En in onze kerken hebben we hoop nodig. Wat wij nodig hebben is, de hoop die in ons is tot nieuw leven te brengen. Ja, we ondervinden conflicten in onze gemeenten. Ja, we worden met financiële problemen geconfronteerd. Ja, we worden misschien wel geconfronteerd met de neergang of zelfs het verdwijnen van ons traditioneel kerkelijk leven. Maar deze dingen mogen ons onze hoop en onze moed niet ontnemen. Onze kerk is al eens eerder uitgestorven. Onze kerk heeft ergere uitdagingen doorstaan dan deze. Onze beste tijd was toen wij het radicaalst en het moedigst waren, toen we ons het meest hartstochtelijk aan de onderwijzing van Jezus hielden, toen we met moed en met hoop de toekomst tegemoet zagen, in de zekerheid dat wij tot Christus behoren en dat Christus ons geroepen heeft om de wereld lief te hebben met de zelfde hartstocht waarmee hij haar liefheeft.
Mijn hoop voor deze synode en voor de synodes die dit jaar in Noord-Amerika gehouden zullen worden is, dat wij bereid zullen zijn de dingen op te geven die we niet langer nodig hebben en de zending zullen aanvaarden die Christus ons vandaag opdraagt. Laten we samen stoutmoedig zijn in onze liefde en dapper in onze ambtsbediening. Als we dat doen, als we in het geloof dat risico nemen, dan denk ik dat we geen moeite zullen hebben om geld voor onze zending bijeen te brengen. Ik demk dat onze conflicten zullen wegsmelten in de warmte van de liefde van Christus. Ik vertrouw dat God ons zal vervullen met een hoop, sterk genoeg om de uitdagingen die voor ons liggen aan te kunnen.
Hoop, broeders en zusters, is datgene wat ons doet afzien van onze eigen vrees en het ons mogelijk maakt om met ontferming en begrip naar anderen te kijken. Hoop maakt het ons mogelijk, werken der barmhartigheid te verrichten, omdat wij weten dat ons werk niet tevergeefs is. Hoop maakt het ons mogelijk, vandaag bomen te planten waarvan onze kleinkinderen eerstdaags de vruchten zullen plukken. Hoop zal ons helpen, de offers te brengen die vandaag nodig zijn, opdat onze kerk ook in de toekomst God moge dienen. Wij kunnen hoopvol zijn omdat wij onze Heiland kennen. Wij weten dat hij ons liefheeft en ons geroepen heeft om zijn volk te zijn en ons roept om vandaag zijn zending in de wereld uit te dragen. Laten wij ons dus openstellen voor Gods toekomst, vervuld van de blijde hoop, dat er met Christus altijd nieuw leven is. Hij heeft overwonnen, laat ons hem volgen.
Craig Atwood
Engels
Address to Synod – May 23, 2016
Brothers and Sisters, it is an honor and blessing for me to be able to bring you greetings from the Brothers and Sisters in North America. I am here for a month to study and teach at the University of Heidelberg. I am teaching a seminar on the history of the Brüdergemeine, especially our mission to North America. This is my longest visit to Germany, and I am enjoying it greatly. I read about the old days when Americans would come to synods that lasted for weeks, and I think that in many ways that was good. It meant people got to know one another better. I have visited Herrnhut on several occasions, but this is my first time to be here in Bad Boll and to be able to be in one of your synods.
Some of my friends in this room keep me informed of life in the Brüdergemeine in Europe, and I know that you are struggling with similar issues that confront us in North America. We have conflict over theological issues and financial issues. Like you, we are facing difficulties with declining membership and several of our congregations are so small that they are unlikely to be able to have pastors in the future. We are struggling with conflicts over sexuality and marriage. But many Moravians in the U.S. are struggling with a growing sense that we as a church are dying. It seems as if society is changing and our ways of worship and preaching are no longer attractive to people. People still seek God in my country, but many of them no longer seek for God in churches. The scandals in the Catholic Church have undermined everyone’s confidence in pastors, even Protestant pastors. The fact that so many American politicians try to use Christianity to promote their agenda has convinced many people in my country that churches are simply places to voice conservative and hateful ideas. Eastern religions, new religions, and spirituality without religion attract many. But many more have simply lost faith. And then there are those who use religion to justify violence and terror, which convinces many that religion itself is violent and terrifying. Our church is small, but it cannot be protected from the changes that affect the nations in which we live. We are facing difficult times and must make hard decisions if we are going to continue to bear witness to Christ in a world that so desperately needs Christ.
At the theological seminary in Bethlehem, I teach the history of the Brüder-Unität. I know you have heard a lot of history through the years, and I do not want to bore you with stories of the glory days of the past. It is easy to say that we should be more like David Nitschmann or Leonard Dober and risk everything for the gospel. Or that we should give more sacrificially like Erdmuth Dorothea von Zinzendorf or Abraham Düringer. But today I want to draw our attention away from the heroic era of missions and building congregational settlements. I want us to look at the big picture of our church’s history.
The Brüder-Unität began with a small group of men and women in Prague who were convinced that the churches of their day had become corrupt and were no longer leading people to Christ. Gregory and his companions were like many young people today who are tired of materialism and commercialism and want to live meaningful lives. Some of the young people today join protest rallies or go out to serve in poor countries of the world. They seek to heal the earth and prevent war. They occupied Wall Street and protest at Davos. The founders of the Brüder-Unität or the Jednota Bratrska were like that. They sat in the big church in Prague and heard sermons about following Christ, but did not see people following the teachings of Christ. So they left and formed their own community. The law of Christ was to guide all of their actions. They refused to take part in the violence of the world. They started schools to teach women as well as men. They met in simple buildings instead of large churches. And they were persecuted. But the more the powerful attacked them, the larger they grew and the farther they spread. They published Bibles and other writings to lead people to the way of Christ, and their greatest bishop was also one of the greatest advocates for international peace, Jan Amos Comenius.
That early Brüder-Unität was finally destroyed by religious persecution. Thousands bravely chose to be exiles rather than submit to the authorities and give up the gospel. They knew that if you have a home in Christ, you make your dwelling anywhere in the world. Today many of the Brothers and Sisters I know in America are afraid that our church will die. I remind them that our church has died before. It was destroyed by the Habsburg Empire. The Empire destroyed the institutional forms of the church. Buildings were given to the Catholic Church. Bibles were burned. Pastors were arrested. But the faith of the church survived the onslaught of war. Today there are over a million members of the Brüder-Unität around the world, but the Habsburg Empire is gone. Faith endures even when governments and economic powers collapse. And now we have Brothers and Sisters in Cuba.
You all know the story of the rebirth of our church in Herrnhut, so I will not discuss that today. Let me just remind you that during the time of Zinzendorf our church was often threatened with extinction. He was forced into exile from his home, but he did not abandon his brothers and sisters. We were forced to abandon Herrnhaag and other communities because our ideas and practices were too radical for the rulers and the powerful. Missionaries were arrested in St. Thomas, America, Russia, and other places. Georg Schmidt was forced to leave South Africa, but today we have brothers and sisters in that land. People published terrible things about Zinzendorf, but it seemed that the more the world turned against our church, the more people wanted to be part of this community.
In the 18th century, like today, there were many people who felt that the churches of their day had lost the spirit of Christ. Religion had become a hobby and worship was something to do on Sunday morning when the shops were closed. People were pious perhaps, but their piety did not touch the deepest corners of their souls. Young people responded to Zinzendorf because they wanted something beautiful and meaningful and true. They wanted their lives to mean something and they hoped to make the world a better place. They were inspired by the vision of the Kingdom of God on Earth, and they were willing to risk much because they knew that they would be with Christ for eternity.
And then Zinzendorf died. The church was facing bankruptcy and scandal. People were frightened, and the leaders of the church decided it was best to jettison Zinzendorf’s radical vision. They hoped to save the church by turning away from the radical faith that had attracted thousands in many lands. They were so afraid of dying that they turned away from the world and its troubles. Our congregations had once been schools of the Holy Spirit where people learned how to be courageous witnesses to the way, the truth, and the life. They became safe havens where people could be protected from new ideas. This does not mean that nothing good was preserved in our quiet villages. People still prayed and sang and loved the Savior, but something was lost. Young people were told to avoid the new ideas of the philosophers and political movements. They should focus on the Brüdergemeine and leave the world behind. Even in our mission fields, European missionaries became paternalistic leaders trying to protect their flocks from the burdens of governing their own affairs. We still had courageous people, like Brother Jaeschke who went to Tibet, but our church had lost its courage and it placed its hope in conservative theology and tradition.
And it was almost destroyed again. This time it was not religious oppression, but the wars that nearly destroyed Europe in the 20th century. World War I, the ensuing depression and hyper-inflation, and especially World War II almost brought our church to an end in Europe. You know this better than I do. You know people that endured those hardships and who toiled to bring something good out of the ashes of destruction. You know how the forces of evil almost triumphed and for many years held sway over the hearts and minds of millions. Some of you here today endured the hostility of Communist governments toward religion, and you remained faithful.
In some ways, the 20th century was like another period of the Hidden Seed. Our church had to focus on survival. It had to find ways to continue to sing praises to our Savior and bring up our children in the faith, but the hardships of the past century left us crippled in many ways. We survived, but we gave up much that was vital. We survived, but our hope was diminished and our courage faltered. We no longer dreamed of the Kingdom of God on earth, but focused on preserving traditions and buildings. We no longer dreamed of bringing heavenly joy to those who are in despair and misery. Instead we enjoyed the memories of the past. My country did not suffer like your nations during the past century. Our history was a different, but we also turned away from the future. We also placed our hope and trust in endowments and buildings and institutions rather than the Spirit of God in the hearts of humankind. We also focused on small goals and petty conflicts.
Jesus said that those who would save their lives will lose their lives but those who give up their lives will live. We have been so focused on saving our church that we may be in danger of losing any reason for existing as a church. We know from our history that death is not the worst thing that can happen. Our church died and was resurrected as something even bolder and more radical than it was. In 1957 we held a Unity Synod in Pennsylvania and took the courageous move of creating a new constitution and structure that set provinces free to follow their own way so long as they remained true to the things that bind us together. And because of that radical change there are now more Moravian Brothers and Sisters in the world than have ever lived. It is not here in Europe or in North America that our church is growing, but in Africa. It is growing because they found a way to communicate the essential truth of the Gospel in terms that people in that culture could hear and respond to. We must do the same in the North. We must be open to the future, we must be open to the question: what is God calling us to be? How can we serve Christ today?
Now, here in the Northern hemisphere, I often encounter a sense that we have lost our courage and our hope. We retreat from the world and its challenges instead of rushing out to engage the world. Our young people leave our church because they find more meaningful ways to live elsewhere, and we are content to let them go. We know that humans are destroying God’s good creation, but we have little to say. We see refugees from war and poverty, and we feel helpless. We live in a society where many people no longer know God, a society where Christians are increasingly becoming a minority. The biggest mission area is right in front of our door steps, but we are unprepared. We have wonderful traditions, but we often don’t have words to speak the good news of God’s salvation to our neighbors. We, and I do include me in that we, value our history and remember the glory of the past instead of asking the simple question: “What does Christ wants us to do today?” Our ancestors did not risk their lives and their fortunes to preserve something; they risked everything because they had hope that they could change the world and make the future better than the past.
I believe that in our world today, what we need is hope. And in our churches: we need hope. We need to hold on the hope that is within us. Yes, we experience conflicts in our congregations. Yes, we are facing financial difficulties. Yes, we may be facing the decline or even death of our traditional church life. But these things should not rob us of our hope and courage. Our church has died before. Our church has faced worse challenges than these. We have thrived when we have been the most radical and courageous, when we have embraced the teachings of Jesus most passionately, when we have looked into the future with courage and hope because we know that we belong to Christ and that Christ has called us to love his world with the same passion that he loves the world.
My hope for this synod and the synods that will be meeting in North America this year is that we are willing to let things go that we no longer need and that we take up the mission that Christ is giving us today. May we be bold in our love and courageous in our ministry together. If we do that, if we take the risk of faith, I think we will have no problem raising money to support our mission. I think that our conflicts will melt away in the warmth of the love of Christ. I trust that we will be filled with hope strong enough to master the challenges that lie ahead.
Hope, my brothers and sisters, is what lifts our eyes away from our own fears and allows us to look at others with compassion and understanding. Hope is what allows us to labor in works of mercy because we know that our work is not in vain. Hope is what allows us to plant trees today that our grandchildren will one day enjoy. Hope will help us make the sacrifices we need to make today so that our church may serve God in the future. We can have hope because we know our Savior. We know he loves us and has called us to be his people and is calling us to carry on his mission in the world today. So let us be open to God’s future and let us be filled with the joyful hope that there’s always new life with Christ. He has conquered, let us follow him.