Op 4 mei 1415 veroordeelt het Concilie van Konstanz de leeringen van de Engelse hervormer Wycliffe (1324-1384).

De prelaten beogen zodoende de kritische theologie van Hus aan de wortel te treffen. Het is immers duidelijk hoezeer het gedachtengoed van Wycliffe als desem werkt in de Boheemse oppositie tegen de Kerk van Rome. Het Concilie beveelt de verbranding van de geschriften van de Engelse theoloog en de exhumatie van zijn beenderen, die eveneens verbrand dienen te worden en de as verstrooid.

Wanneer wij de kopieën bestuderen die Hus eigenhandig gemaakt heeft van de tractaten van Wycliffe, stuiten we op kanttekeningen: "Milý Viklef, dajt' bóh nebeské kralovstvie!" d.i.: "Beste Wycliffe, God geve je het hemelse Koninkrijk!", of: "Wycliffe, Wycliffe, niet weinigen breng je het hoofd op hol!". Zulke enthousiaste notities van de nog niet dertigjarige Hus onthullen dat het lezen van de Engelse hervormer hem innerlijk in beroering heeft gebracht. Wie de bronnen van Wycliffe's kritiek op de kerkelijke toestanden van zijn tijd, en van zijn ijver voor het herstel van het waarachtige christendom, kent, ziet de grote boog van het reformatorische streven die de geschiedenis van Europa omspant, want het is bij de kerkvader Augustinus dat Wycliffe de fundamentele notie van het Evangelie ontdekt: Gods genade alleen kan een mens tot christen maken.

Voor de Engelsman verliest de Kerk van zijn tijd het van de urgentie van het Woord van God: het zijn niet de sacramenten die ons Christus' tegenwoordigheid overbrengen, het is de Bijbel, die de mens omvormt tot een nieuwe schepping. Christus alleen waarborgt de Schriften, en de navolging van Christus alleen, van zijn armoede, zijn bereidheid tot dienen en dulden, leidt ons tot de waarheid. Reeds bij Wycliffe treffen wij dus Luthers principe van het "sola scriptura" aan. En bij Wycliffe vinden wij de toespitsing van het kerk-begrip op de gemeenschap van hen die Christus navolgen in apostolische zin, een leer die in samenhang met die van de predestinatie van een theologie getuigt, die voor ons gevoel misschien te streng, te star is. Overigens is dit wel de lijn van denken die Hus zal doortrekken in zijn belangrijke geschrift over de kerk. We staan in dit verband een moment stil bij het befaamde gesprek dat Zinzendorf in januari 1737 in Den Haag gevoerd heeft met de Gereformeerde dominee en praeses der synode Manger, een gesprek dat uitliep op "een grote twist over het leerstuk van de uitverkiezing, in het bijzonder der reprobatie ( d.i. de verdoemenis, de verwerping door God, als deel van de predestinatie).

Zinzendorf hield aan de leer der algemene genade vast, en geloofde, dat Christus voor alle mensen was gestorven...Vervolgens werd naar aanleiding van Romeinen 7 en 8 over de predestinatie gesproken. Zinzendorf noemde dit 'een vervloekte leer', waarmede hij zich 'in der eeuwigheid' niet kon verzoenen..."(Lutjeharms, p. 150). Zinzendorf schreef in een brief aan Manger: "ik ben zoo verre van Praedestinations Leer als de Hemel is van de Aarde." Wanneer wij het voortwerken van de leer van Hus in de hernieuwde Broeder-Uniteit onderzoeken, stuiten we dus op dit punt op een opmerkelijk verschil van benadering.

Tot Wycliffe's vruchtbare werkzaamheid behoort zijn vertaling van de Bijbel in de volkstaal, het Engels in zijn geval. Ook hierin zijn Hus en Luther hem gevolgd. Maar er zijn ook verschillen aan te wijzen tussen Wycliffe's opvattingen en die van Hus, - bijvoorbeeld waar het gaat om de reële tegenwoordigheid van Christus in brood en wijn bij de viering van de Eucharistie. Door Wycliffe ontkend, door Hus beleden, is dit een punt dat de kerkleiders op het Concilie van Konstanz in verlegenheid brengt, omdat ze in alle opzichten bewezen achten dat Hus zijn leer aan Wycliffe ontleent. In de veertiende eeuw is er sprake van een opvallende wisselwerking tussen de kringen van geleerden en studenten van de universiteiten van Oxford en Praag, die begunstigd wordt door de betrekkingen tussen de Engelse en de Boheemse koningshuizen. Theologie is in die dagen, waarin kerk en staat niet gescheiden zijn, altijd politiek geladen. Aan de Theems en de Moldau groeit een generatie op van protestanten, die door geen concilie, geen bul of banvloek, door legers noch brandstapels, tot zwijgen is gebracht.