11 oktober 1414, donderdag. Hus verlaat Praag. Zijn reisdoel: Konstanz aan de Bodensee. Hier zal van november 1414 tot april 1418 het concilie dagen, de grote kerkvergadering, waar het om drie kwesties of causa zal draaien: de causa unionis oftewel de zaak van de eenheid van de kerk, de causa fidei, oftewel vraagstukken die het geloof betreffen (in dit verband de veroordeling van de leer van Wycliff en Hus) en de causa reformationis, oftewel de hervorming van de kerk in hoofd en leden. Een escorte, bestaande uit de ridders Wenzel van Duba en Jan van Chlum, de theoloog Johannes van Reinstein en de secretaris Peter van Mladonovic begeleidt Hus. Voor zijn vertrek heeft hij zijn testament opgesteld. Hus is zich bewust van het grote risico dat hij aangaat, door zich in het hol van de leeuw, de invloedssfeer van de paus en zijn prelaten, te begeven. In zijn afscheidsbrief aan de inwoners van Praag schrijft hij dat hij op weg gaat in vertrouwen op de Heiland. Maar hij uit tevens het vermoeden nooit meer naar Praag te zullen terugkeren: hij hoopt op een weerzien met zijn gemeente in de hemel, voor de troon van God.

JavaScript must be enabled in order for you to use Google Maps.
However, it seems JavaScript is either disabled or not supported by your browser.
To view Google Maps, enable JavaScript by changing your browser options, and then try again.

Afdrukken

18 oktober 1414. Koning Sigismund van Bohemen heeft Hus naar Konstanz genodigd; de koning verwacht van het concilie het herstel van de orde in kerk en samenleving. Hus heeft de uitnodiging aangenomen: welk een forum biedt hem een concilie, om te getuigen van de waarheid! Op 18 oktober 1414 ondertekent de koning een brief, die Hus pas op 5 november ontvangen zal. In zijn ogen is het schrijven van de koning een vrijgeleide; er staat immers te lezen: de koning beveelt alle geestelijke en wereldlijke vorsten Jan Hus vriendelijk op te nemen, hem veilig door het rijk te laten te reizen...en terug te laten keren, zonder enige hindernis. De koerier die Hus de brief overhandigt, waarschuwt hem: het bevel van de koning diende slechts het doel om Hus ongehinderd voor het kerkelijk tribunaal te brengen. Het was géén retourbiljet, maar een enkele reis.... Onderweg wordt Hus overal vriendelijk welkom geheten. Hij neemt de gelegenheid waar om aan ieder die het wil horen zijn gezichtspunten over Kerk en Evangelie uit te leggen. In een brief van 24 oktober 1414 schrijft hij: "in elke herberg plak ik bij wijze van afscheidsgroet met wat meel een afschrift van de tien geboden aan de muur..."

3 november 1414, zaterdag. Hus en zijn begeleiders rijden door de stadspoort Konstanz binnen.

4 november 1414, zondag. De begeleiders van Hus melden zijn aankomst bij de hoogste autoriteit van het concilie: paus Johannes XXIII: Jan Hus is uit vrije wil naar Konstanz gekomen om voor het concilie verantwoording van zijn opvattingen af te leggen. De paus benadrukt dat Hus welkom is, en dat niemand hem een haar zal krenken. Dit duidt erop dat de paus de voorkeur geeft aan een zo veel mogelijk geruisloze oplossing van de kwestie Hus. Maar een behandeling achter gesloten deuren wordt door de Boheemse delegatie afgewezen: Hus staat erop gehoord te worden door het voltallige concilie. De paus geeft toe; hij heft bovendien de banvloek over Hus en diens excommunicatie op.Hus woont bij een hospita, Fida geheten, in de Sint Paulussteeg. Hij studeert veel, en leest aan huis de mis. Hij werkt aan de toespraak die hij ten overstaan van het concilie zal houden: "Over de vrede". Zijn tegenstanders, prelaten uit Bohemen, bereiden, in Konstanz aangekomen, hun aanklacht tegen Hus voor. Deze richt zich vooral op zijn leer over de kerk en de sacramenten, waaronder zijn overtuiging dat de kelk bij het avondmaal aan geestelijkheid én leken dient te worden uitgereikt. Zij bereiken hun doel.

28 november 1414, woensdag. Elf dagen na de plechtige opening van het concilie wordt Jan Hus, op bevel van de paus, in voorlopige hechtenis genomen, en voor verhoor naar het bisschoppelijk paleis van Konstanz gebracht waar Johannes XXIII resideert. Vanaf deze dag is Jan Hus niet langer een vrij man. Met ridder Chlum aan zijn zijde en met de zegenwens van zijn hospita begeeft hij zich in het machtsbereik van zijn tegenstanders.

EEN BRIEF VAN JAN HUS, IN KONSTANZ GESCHREVEN, AAN DE BROEDERS EN  ZUSTERS IN BOHEMEN:

16.XI.1414

Aan alle trouwe en in God de Heer geliefde broeders en zusters, die de waarheid van de Heer Jezus Christus liefhebben. Vrede zij met jullie van God de Heer en Jezus Christus, opdat jullie de zonden mijdt, in zijn genade leeft, toeneemt in deugdzaamheid, en na de dood ingaat in de eeuwige vreugde!
Geliefden, ik vraag jullie: leeft volgens Gods wet, draagt zorg voor jullie heil, en luistert aandachtig naar Gods woord, opdat jullie niet verleid zult worden door de boden van de Antichrist, die de zonden van het volk vergoelijken en niet veroordelen, hun meerderen vleien, de zonden van het volk niet aan de kaak stellen, maar zichzelf verheerlijken, zich op hun eigen daden beroemen, hun macht uitbreiden, maar de Heer Jezus Christus niet willen navolgen in armoede, geduld en vlijt. Over hen heeft de genadige Heiland met vooruitziende blik de woorden gesproken: “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden” (Mattheus 24:5 en 24). En hij heeft zijn getrouwen gewaarschuwd: “Wacht u voor de valse profeten, die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven. Aan hun vruchten zult gij hen kennen…”(Mattheus 7: 15-16).
Jazeker, de trouwe Christenen hebben reden genoeg, zich goed in acht te nemen; de Heiland zegt immers, dat ook de uitverkorenen verleid zouden worden, indien dat mogelijk ware (Mattheus 24:24). Daarom, geliefden, weest waakzaam, opdat de list van de duivel jullie niet bedriegt! Jullie moet des te oplettender zijn, naarmate de Antichrist zich tegen jullie verzet. De dag van het oordeel nadert, de dood bedrukt velen, maar voor de zonen Gods komt het hemelse koninkrijk dichterbij. Met het oog daarop: houdt uw lichaam in bedwang, hebt geen angst voor de dood, hebt elkander lief, en blijft met herinnering, verstand en met uw wil steeds in God!

De schrikwekkende dag van het oordeel moeten jullie voor ogen houden, opdat jullie niet zondigen zult, evenals de eeuwige vreugde, opdat jullie naar haar verlangt, en de lijdende Heiland, opdat jullie van harte met hem en omwille van hem lijdt. Want wanneer jullie je zijn lijden in gedachtenis houdt, dan verdragen jullie gewillig elk ongemak, en alle laster en smaad, evenals elke straf en gevangenschap, en, zo het Zijn wil is, ook de lichamelijke dood, omwille van de heilige waarheid.
Jullie weten wel, geliefden, dat de Antichrist ons met smaad heeft aangevallen, en toch is hij bij velen niet in staat hen ook maar een haar te krenken, zoals ook in mijn geval, hoewel hij tegen mij in toorn ontbrand is. Om die reden verzoek ik jullie: weest ijverig in het gebed tot God en bidt hem dat Hij mij wijsheid, geduld, deemoed en dapperheid schenkt, opdat ik vasthouden zal aan Zijn waarheid! 
Reeds heeft Hij mij zonder enige belemmering naar Konstanz gebracht. De hele reis lang, ben ik in het openbaar als priester onderweg geweest, heb mij in alle steden duidelijk te kennen gegeven aan het volk, en ik heb daarbij geen openlijke vijandschap ondervonden. Zelfs in Konstanz zou ik maar weinig vijanden hebben, ware het niet dat de Boheemse priesters, die uit zijn op prebenden en begerig zijn naar rijkdom, de mensen tegen mij opgestookt hadden. Ik stel mijn hoop op de barmhartige Heiland, op de lieve Moeder Gods, op alle heiligen, op het ganse hemelse Rijk en op jullie gebed, dat ik de waarheid van God trouw zal blijven tot in de dood.

Weet wel, dat men omwille van mij de eredienst nergens heeft verboden, ook niet in Konstanz, waar nota bene de paus zelf voor mij de mis gelezen heeft!
Weest God de Heer bevolen, de barmhartige Jezus, waarachtig God en Zoon van de reine maagd Maria, die ons, zonder enige verdienste van ons, door zijn gruwelijk en bitter sterven heeft losgekocht uit de eeuwige pijnen, uit de macht van de duivel en van de zonde!

Deze brief is geschreven op de dag van de heilige Othmar, de trouwe dienstknecht van onze
Heer Jezus Christus, die geloofd zij in eeuwigheid. Amen.

Meester Jan Hus,

priester en dienstknecht van God, in hope.