“In exspectatione combustionis”: in verwachting van de dood door het vuur, - deze zinsnede uit de brief van Jan Hus aan Christiaan van Prachatitz, geschreven op 27 juni 1415, kan als motto staan boven de kroniek van de laatste levensmaand van de Boheemse reformator.

32 brieven heeft hij in de weken tussen 5 juni – de dag van het eerste verhoor – en 6 juli – de dag van zijn terechtstelling – geschreven. De eerste brief van deze reeks begint met de woorden: “De almachtige God heeft mij vandaag een standvastig en sterk hart gegeven”. De laatste brief – geschreven op 5 juli – eindigt met de volgende woorden: “En allen vraag ik, trouw te blijven aan de waarheid van God.” Hus heeft het voorbeeld van de martelaren voor ogen, en in de eerste plaats het hoogste voorbeeld, het offer van Jezus Christus zelf. Drie stadia heeft Hus in deze weken doorlopen: het voorgevoel van te moeten sterven, de angst voor de dood, en tenslotte het verlangen naar het einde op de brandstapel, in de wetenschap dat alleen het martelaarschap de hervorming van kerk en Christenheid onomkeerbaar bekrachtigt. Behalve van levendig briefverkeer is er sprake van veelvuldige visites die de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders in de cel van Hus afleggen. Blijkbaar proberen kerk en koning de veroordeelde te bewegen zijn dwalingen te herroepen. Niets zal immers de hervormingsbeweging in Bohemen grondiger frustreren dan een document waarin Hus zijn leerstellingen afzweert. De geestverwanten van Hus, die zich in Konstanz ophouden, sterken hun leraar, om niet te capituleren. “Ach, hoe dierbaar was mij de handdruk van heer Jan (van Chlum), die zich niet schuwde, mij, ongelukkige, de hand te reiken, mij, de verworpen, in ketenen gebonden en door iedereen vervloekte ketter!” (Hus in een brief van 9 juni aan de vrienden in Konstanz, na het derde en laatste verhoor). Stefan Páleč, eens zijn volgeling, nu zijn felste bestrijder, bezoekt hem in zijn cel. Hij doet het op uitnodiging van Hus: “omdat ik bij hem biechten wilde. Hij is mijn grootste tegenstander, bij hem wilde ik biechten. Dan is Páleč gekomen en we hebben samen gehuild, nadat ik hem om vergeving had gevraagd voor alle woorden waarmee ik hem beledigd heb” (uit een brief van 22 juni 1415). Een concilievader houdt hem voor: “Wanneer het concilie beweert dat je maar één oog hebt, terwijl je er twee bezit, dan dien je toch te bevestigen wat het concilie zegt! Ik gaf ten antwoord dat ik, zolang ik bij verstand ben, dit nooit zou doen, ook al zou de hele wereld het beweren.”

Op 15 juni 1415 wordt in de dertiende zitting van het concilie van Konstanz de lekenkelk verboden. Hoewel in de vroege kerk het heilig Avondmaal onder beide gedaanten – brood en wijn – aan de gelovigen werd uitgereikt, dient het volgens de concilievaders te blijven bij het ingeburgerde gebruik om alleen het brood uit te delen, - dit, om misbruik en het geven van aanstoot bij het drinken van de wijn te voorkomen. Wie zich hier niet aan houdt, is een ketter. Hiermee is de Avondmaalspraktijk van Jakobellus van Mies in Praag veroordeeld, en het verzoek dat Hus bij het concilie had ingediend om deze praktijk toe te staan, verworpen. Wanneer het Hus in zijn cel ter ore is gekomen, schrijft hij op 20 juni: “O, wat een dwaasheid om het evangelie en de brief van Paulus, waarvan hij zegt dat hij hem niet van een mens maar van Christus heeft ontvangen, en verder de inzetting door Christus zelf en de gebruiken van de apostelen en van de heiligen als dwaling te verdoemen, - namelijk: dat het ontvangen van het sacrament van de kelk voor alle volwassen gelovigen is ingezet!” En op 21 juni aan de geestelijke van de Bethlehemkapel: “Geliefde broeder, heer Havel, verkondiger van het Woord van Christus! Verzet u niet tegen het sacrament van de kelk, dat Christus zelf, en ook door zijn apostelen, heeft ingezet...Geliefde, bereid je er op voor te moeten lijden omwille van het ontvangen van het brood en de kelk; houd stand in de waarheid van Christus, laat je niet door angst op een dwaalweg brengen. En sterk de andere broeders in het evangelie van onze Heer Jezus Christus!”