De Broedergemeente mag terugzien op een verleden van vijf eeuwen. Haar oorsprong ligt in Tsjechië, het voormalige Moravië en Bohemen. Toen Jan Hus in 1415 op het Concilie van Constanz werd veroordeeld en op de brandstapel zijn leven liet voor zijn geloofsovertuiging, begon de onrust in Bohemen en Moravië. Een groot gedeelte van het volk maakte zich los van Rome. De radicale partij kon zich niet handhaven, de gematigden kwamen toch langzamerhand weer onder de invloed van Rome.
Het eerste huis van de Boheemse Broeders
Een kleine groep, die zowel het geweld der radicalen als het compromis met Rome en de wereldse macht afwees, trok zich omstreeks 1457 in het dorpje Kunwald (in het oostelijke Bohemen) terug, om geheel overeenkomstig het evangelie te leven met de Bijbel als enige autoriteit en in de navolging van Christus, wat voor hen ook betekende: onder een strenge tucht. Zij noemden zich "Broeders van de wet van Christus" of "Unitas Fratrum". In 1467 kozen zij eigen voorgangers en namen zij de priesterwijding van de Waldenzen over. Zo is de Broedergemeente als een zelfstandige kerkgemeenschap ontstaan.