Eén in Christus
Deze preek werd gehouden door br. Martin Theile in de Evangelische Broedergemeente Amsterdam Stad & Flevoland bij de herdenking van 145 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname.
Door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte. (Galaten 3: 26-29)
Enkele maanden terug was in het Haags Historisch Museum een tentoonstelling te zien, onder te titel: ‘Afrikaanse bedienden aan het Haagse hof’. Ik had helaas niet de tijd om deze expositie te bezoeken. Maar ik kocht het bijbehorende boek, en las het met veel belangstelling. Het ging om de twee zwarte bedienden Cupido en Sideron die vanaf ongeveer 1763 aan het hof van stadhouder Willem V in Den Haag leefden en werkten. Dus meer dan 250 jaar geleden!
Cupido was op Curaçao geboren, en Sideron aan de kust van Guinea in Afrika. Beide waren zwart en beide kwamen reeds als kinderen aan het hof in Den Haag, en werkten daar eerst als pages en later als bedienden. Daarbij hebben ze het dankzij hun talenten ver geschopt: Sideron werd eerste kamerdienaar van prinses Wilhelmina, de echtgenote van de stadhouder. En Cupido hoorde bij de kamerdienaren van de stadhouder zelf. Door hun positie leefden beide altijd in de buurt van de hoogste laag van de maatschappij. Ze droegen kleding van uitgezochte stoffen en hun maaltijden waren van een kwaliteit ver boven het gemiddelde van de toenmalige bevolking in Holland.
Waarom kregen deze twee mannen deze opvoeding en deze privileges? Jawel, om hun huidskleur. Want het werd toen als chique beschouwd, om Afrikaanse bedienden te hebben. Heersers konden zo laten zien, hoe ver hun macht reikte. Tot naar Afrika. En naar de West. Dit is te zien aan de talrijke afbeeldingen waarop Cupido en Sideron waren afgebeeld. Met name bij grote feesten zoals trouwpartijen liepen ze mee in de stoet, zichtbaar voor de hele bevolking. Eerst als kinderen en later als volwassen mannen.
En dat in dezelfde tijd, waarin hetzelfde Nederland duizenden Afrikanen tot slaven maakte en onder mensonwaardige omstandigheden op de plantages in Suriname liet werken – enkel en alleen om de eigen zakken te vullen! Het ging dus om geld. Om veel geld. Uit winstbejag en geldzucht maakte men mensen tot slaven. Uit eigenbelang. Uit hetzelfde eigenbelang dat machthebbers ertoe bracht, om Afrikaanse bedienden aan hun hof te nemen.
Wij leven in een andere tijd. Twee weken geleden, zaterdag 19 mei 2018, hield de zwarte bisschop Michael Curry de preek bij de huwelijksinzegening van de Britse prins Harry en zijn bruid Meghan Markle op slot Windsor. Hij praatte daar tot weledele mensen. Op een manier, die ze misschien nog nooit eerder hadden gehoord. Hij had over de kracht van de liefde die niet alleen instaat is, om het vuur van verliefdheid in mensen aan te wakkeren. Maar ook om de wereld beter te maken. In families en gezinnen, in buurten en steden. En in hele staten en hun regeringen. Een indrukwekkende preek. In een indrukwekkende setting. De zwarte bisschop voor de koninklijke familie. Over de kracht van de liefde. Anno 2018.
Leven wij dus in een betere wereld? Is dat daadwerkelijk al realiteit wat de apostel Paulus in dit Bijbelstuk in Galaten 3 heeft beschreven: Er is geen onderscheid meer. Geen Joden of Grieken. Geen slaven of vrijen. Geen mannen of vrouwen. Dit maakt allemaal niets meer uit. Want u bent allen één in Christus!? Maakt het niet meer uit, wat je huidskleur is? Of je afkomst? Of je sekse? – Jawel. Dat weten de meesten van u beter dan ik. Huidskleur en afkomst maken nog altijd veel uit. Ook in dit land. Tot op vandaag.
En wat net zo belangrijk is: Winstbejag en eigenbelang zijn tot op vandaag de drijfveer voor uitbuiting van mensen. Geldzucht. Zo veel uit mensen persen, als maar kan. Zonder rekening te houden met het feit dat het ook mensen zijn, mensen zoals ik. Schepsels van dezelfde God. Met dezelfde behoeften als ik.
Ook wij willen liever niet weten, hoe dingen geproduceerd worden, die wij gebruiken: Hoeveel uren de naaisters moeten werken die onze goedkope kleren produceren. En hoe weinig geld ze hiervoor krijgen. Onder welke omstandigheden de kinderen werken die in Congo de grondstoffen delven, die in onze elektronische apparaten zitten. En aan welke gifstoffen de Afrikaanse immigranten uitgezet zijn die in Italië het leer bewerken, waarmee onze schoenen worden gemaakt. Wij willen het liever niet weten. Want ook als we het wel weten, kunnen wij er toch niet zo veel aan doen.
Toen de slavernij in de Nederlandse koloniën eindelijk werd afgeschaft, zochten de eigenaren van de plantages naar een nieuw verdienmodel. En dit nieuwe verdienmodel betekende nieuwe werkkrachten. Ze vonden ze in Oost-Azië: in India, op Java en in China. En de uitbuiting ging door. Zo kwam dus op 5 juni 1873 het schip Lalla Rookh met 400 contractarbeiders uit India in Suriname aan. Jonge mannen waren het merendeels, die gekomen waren op zoek naar een beter leven, misschien ook soms op zoek naar avontuur, en vaak op grond van valse beloftes. Want het leven in Suriname was ook voor hen geen pret. Het was een karig bestaan. Nog 50 jaar later noemde vader Legêne de Hindostanen in Suriname ‘het volk van het grote heimwee’.
145 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname. Dit is het thema, waaronder wij vandaag hier bijeen zijn, als mensen van Afrikaanse en Indiase afkomst uit Suriname, en als zwarte en witte Europeanen uit Nederland en zelfs Zwitserland. Want wij zijn bij alle verschillen tot één gemeenschap geworden. De Kerk van Jezus Christus. Daarom horen wij bij elkaar. Bij dezelfde familie van God. En weet u, wat mij het meest boeit? Dit is geen eenmalig gebeuren, dat mensen uit verschillende volken en etnische groepen door het geloof in Jezus Christus dichter bij elkaar komen, en merken: wij horen bij elkaar. Het herhaalt zich telkens weer.
Het begon al in Bijbelse tijden. Hierover heeft het de apostel Paulus in deze brief aan de Galaten. Mensen, die geen onderdeel waren van het volk Israël, maakten kennis met zijn God. Ze gingen naar de synagogen, om meer over deze God te horen. En waren geboeid door dat wat ze hier te weten kwamen. Over Abraham en Sara, Isaak en Rebecca, Jakob en Lea en Rachel. En over de God, die in al deze zo menselijke verhalen aan het werk was.
Hier hoorden ze dan ook voor het eerst het verhaal van de Messias Jezus. Van zijn woorden en daden. En dat deze Jezus onschuldig als een crimineel ter dood was gebracht – en drie dagen later weer opstond van de doden. Deze Jezus was dus de aan Israël beloofde Messias. En ook hún Redder en Verlosser. Dat werd hun verteld. En deze mensen kwamen tot geloof in de Messias Jezus. En lieten zich dopen. Dat roept Paulus in korte zinnen terug in het geheugen van de lezers van deze brief. En vat het als volgt samen: Door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. Want u bent allen door de doop één geworden met Christus.
Voor Paulus is dat bijzonder. Want tot nog toe hoorden alleen mensen tot Gods volk, die uit een Joodse moeder voortkwamen. Dit is nu dus niet meer zo. Toch is Paulus uiteindelijk niet echt verrast. Want als geleerde Jood weet hij, dat juist dit al 1.800 jaar eerder aan aartsvader Abraham was beloofd. Toen al had God aan Abraham gezegd: In jou zullen alle volken gezegend worden. Alle volken. Dus niet alleen het volk van Israël, maar ook alle andere volken. Dat maakt Paulus dus in zijn tijd mee. Dat mensen uit Griekenland en Anatolië die geen Joden zijn, tot het geloof in de ene God komen. In de Messias Jezus, hun Redder en Verlosser.
Heel gauw zal het evangelie dan trouwens ook naar Noord-Afrika en Zuid-India komen. Lang voordat mensen in de streek die wij vandaag Nederland noemen, kennis met de Messias Jezus maken, doen dit al mensen in Afrika en India. Ze komen tot geloof in de Heiland Jezus Christus en laten zich dopen.
Dit is ook de reden, waarom onder de mensen, die 145 jaar geleden uit India naar Suriname kwamen, al enkele christenen waren. Indiase christenen en Nepalese. En zij hoorden dan bij de eerste voorgangers onder hun eigen volk. De Hernhutter zendelingen hadden namelijk in eerste instantie geen mogelijkheid gezien, om onder de nieuwe immigranten te werken. Want in de tijd rondom de emancipatie was de creoolse EBG hard gegroeid. Zo hard dat het de EBG allemaal bijna over het hoofd groeide. Alle krachten werden gebruikt. En de EBG had ook geen ervaring met zending onder hindoes en moslims. Daarom vonden slechts enkele Hindostaanse mensen de weg naar de EBG, en werden gedoopt.
Dit veranderde door het contact met immigranten die al in India christen waren geweest. Nu werd de Hindostaanse zending opgezet. De medewerkers waren zeer gevarieerd: Europeanen, Indiase en Nepalese christenen uit binnen- en buitenland. En gauw ook enkele Afro-Surinaamse voorgangers. Ik kan en wil daar nu niet zo veel over vertellen. Er is vandaag nog een workshop, waar u meer kunt horen. Maar enkele dingen wil ik nu al noemen. Want we kunnen hieruit zien, dat de Hindostaanse zending een heel eigen benadering had. Hetzelfde evangelie werd op een andere manier doorgegeven:
De voorgangers zetten zich ook in voor sociale rechtvaardigheid. Want dit was ook nu weer hard nodig. Enkele voorgangers deden mee bij acties tegen afpersing en mishandeling van arme Hindostanen en tegen corruptie in de ambtenarij. Ook zendeling Wenzel deed hieraan mee. Daarom werd gedreigd, om hem wegens opruiing het land uit te zetten. En het zendingsbestuur verbood hem, met deze acties door te gaan.
Een andere benadering waren de internaten. Het begon ermee, dat zendeling Legêne een 11-jarig meisje bij zich opnam, dat door zijn ouders vanwege schulden verkocht was aan een oudere man. Later kwamen na de griepepidemie van 1918/19 steeds meer kinderen in de internaten. Een nieuwe benadering onder de mensen van Hindostaanse en Javaanse afkomst.
En omdat de man-vrouwrelaties onder Hindostanen anders in elkaar zaten dan in andere bevolkingsgroepen werden vrouwen aangesteld voor het werk onder de vrouwen, de zendingszusters.
Dit was allemaal anders dan onder de andere etnische groepen. Tot op vandaag zijn er in Suriname en Nederland eigen diensten voor Hindostanen. Omdat in hun cultuur sommige dingen anders werken dan onder Europeanen of Afro-Surinamers. Maar ze geloven in dezelfde God. En in dezelfde Messias Jezus.
Ik heb dit afgelo0pen week nog een keer nagelezen. Daarbij hoorde ook dat, wat br. Vidjaj Shantiprekash vijf jaar geleden zei, toen hij in het kader van 150 jaar emancipatie voor het boekje ‘Zoektocht in vrijheid’ werd geïnterviewd. Br. Vidjaj had het over zijn eigen voorouders, die voor een deel al christen waren toen zij naar Suriname kwamen, en voor een deel pas in Suriname tot geloof kwamen. Br. Vidjaj zei, dat dezen allemaal een bewuste keuze voor Jiessoe Masieh, voor de Messias Jezus, gemaakt hadden. Die ze als hun Heiland hadden leren kennen.
De apostel Paulus schreef al in zijn tijd: nu zijn wij één in Christus. Omdat wij allen deze keuze voor de Messias Jezus gemaakt hebben. Paulus bedoelt niet: wij zijn allemaal hetzelfde. Mannen en vrouwen. Joden en niet-Joden. Hindostanen, Afro-Surinamers en Zwitsers. Want juist Paulus had oog voor de culturele verschillen. Daarom werd op een bijeenkomst van alle vooraanstaande apostelen in Jeruzalem besloten, dat niet-Joden geen Joden moesten worden om christenen te kunnen zijn. Ze moesten zich niet aan de Joodse spijswetten houden en mannen moesten zich niet laten besnijden. U kunt dat in Handelingen 15 nalezen.
En toch hoorden ook deze niet-Joden helemaal bij. Want allen die in de Here Jezus geloven, die Hem als hun Heer en Verlosser aannemen, zijn kinderen van God. Wat hun verbindt is belangrijker dan wat hun scheidt. Want ze horen allemaal bij de familie van God. Ze zijn elkaars broeders en zusters. En dat blijkt dan uit de manier, waarop mensen in de Kerk met elkaar omgaan. Dat ze elkaar accepteren. En niet op elkaar neerkijken. Dat ze niemand voortrekken om zijn afkomst of positie. Dat ze met elkaar omgaan zonder aanzien des persoons. Want ieder is even veel waard in de ogen van God. Dan maakt het niet meer uit, wie Jood is of Griek. Man of vrouw, hoog of laag. Want iedereen is één in Christus!
Ik sluit af met nog een ander woord van de apostel Paulus over deze nieuwe eenheid in de Kerk: Als één deel van het lichaam pijn heeft, voelen alle andere delen die pijn ook. En als één deel van het lichaam extra goed verzorgd wordt, genieten alle andere delen daar ook van (1 Kor. 12:26). Daarom zijn wij vandaag samen bijeen, en vieren deze dag met elkaar. De bazaar van de Koningskerk en de herinnering aan 145 jaar Hindostaanse immigratie. Omdat wij één zijn in Christus. Amen.