Jan Hus (1370-1415) was als priester en theoloog een religieus leider van betekenis. In Bohemen en Moravië ontstond onder zijn inspiratie een beweging van vernieuwing in de (Rooms-katholieke) kerk. Het pleidooi van Hus voor het primaat van de Bijbel boven de kerkelijke structuren, voor het evangelie, en met name de bergrede, als richtsnoer voor het gehele leven, en voor het christen-zijn als een persoonlijke omgang met God, vond een weerklank die nog steeds te vernemen is. Zijn voorbeeld en zijn theologie waren maatgevend voor de Boheemse Broeders, voor de Unitas Fratrum, zoals deze geloofsgemeenschap van evangelische christenen in de Tsjechische landen zich noemde. De erfenis van deze reformatie, die aan die van Maarten Luther vooraf ging, wordt bewaard als een kostbare nalatenschap in de hernieuwde Broeder-Uniteit, die van de Hernhutters of Evangelische Broedergemeente.
Voor de Evangelische Broedergemeente betekent de herdenking van de 600e sterfdag van Jan Hus, behalve een eerbewijs aan de geloofsgetuige en theoloog, ook een bezinning op wat het betekent: een gemeente van Christus te zijn, een gemeente onder het Woord van God. Hus heeft immers zozeer benadrukt dat het de Bijbel is die voor christenen een richtsnoer geeft, niet alleen voor het religieuze leven, maar ook voor de wijze waarop het geloof in praktijk wordt gebracht. Het beroep op trouw aan de waarheid is gauw gedaan, maar waartoe verplichten wij onszelf wanneer wij met Hus belijden: "zoek de waarheid, luister naar de waarheid, spreek de waarheid..."? We dienen ons ook rekenschap te geven van wat ons kerk-zijn bepaalt: is het de geloofsbelijdenis, of de deelname aan het Avondmaal, of beide, of geen van beide, en – in het geval van de laatste opvatting: wat is het dan wat ons als christenen definieert en met elkaar verbindt? Verder mogen we ons in navolging van Jan Hus afvragen: lezen wij wel genoeg in de Bijbel, en verstaan wij ook wat wij lezen? En hoe ziet de praktijk van ons geloofsleven er uit? Want het voorbeeld van Hus leert ons iets over de kracht van het gebed in gevangenschap en gevaar, van de moed van het geloof tegen haat en onderdrukking in, van het vertrouwen in Jezus Christus tot in de dood. De herdenking van 600 jaar Jan Hus stelt ons dus voor indringende vragen en maant ons als Broedergemeente ons open te stellen voor het levende woord van God, en vooral: niet te versagen in de navolging van onze Heer, ook al moeten wij daarvoor – grote – offers brengen.