Om ook in Indië het Evangelie te kunnen brengen, vestigden de Hernhutters zich sinds 1734 in Nederland, vanwaar immers veel schepen naar Indië voeren. Hier ontmoetten ze ook doopsgezinden, die zich tot de Broedergemeente aangetrokken voelden. Toen Zinzendorf in 1736 naar Nederland kwam, sloten deze doopsgezinden zich bij de Broedergemeente aan. Zij maakten het mogelijk dat de Broedergemeente zich in Zeist kon vestigen en gingen er zelf ook wonen. Vanaf 1738 waren er vaste kringen in Amsterdam en Haarlem en een eigen huisgemeente, 's-Heerendijk, even buiten IJsselstein. Jacob Schellinger, een amsterdamse koopman, liet het huis bouwen, op verzoek van de Prinses-Douairière Maria-Louise, weduwe van Jan Willem Friso. De baronie IJsselstein behoorde aan de Oranjes.

Het huis was in hoofdzaak bedoeld als logies voor doortrekkende zendelingen. Men zocht echter een plaats met meer vrijheid. Cornelis Schellinger, de broer van Jacob, kocht de heerlijkheid Zeist, waar in 1746 op het Slot een grote synode werd gehouden.

In de volgende jaren werd een nieuwe nederzetting gebouwd op de grasvelden voor het Slot. Eerst het Broederhuis en het Zusterhuis, daarna door gemeenteleden de andere huizen. Het Broederhuis werd bij de brand van 27/28 oktober 1967 verwoest, maar is inmiddels herbouwd.