Het overblijfsel, dat in Bohemen en Moravië een kwijnend bestaan leidde, zonder voorgangers of enig kerkelijk verband, werd omstreeks 1720 opnieuw wakker geschud door Piëtisten, die uit het Duitse grensgebied kwamen en van hun geloofsleven getuigenis aflegden. Er groeide een sterk verlangen naar geestelijke vrijheid. Men was bereid bezit en werk prijs te geven, als de mogelijkheid bestond een nieuw vaderland te vinden. Enkele vorsten en edellieden wilden hen graag opnemen. Zo kwamen er Tsjechische sprekende nederzettingen in Berlijn, in Saksen en Silezië, waarvan de meeste zich later bij Zinzendorf aansloten, terwijl Duits sprekende Moraviërs op het landgoed van de graaf een eigen woonplaats bouwden, die sinds 1724 Herrnhut (onder des Heren hoede) heet.